Als brandveiligheid ergens een belangrijk thema is, dan is dat in de zorg. Brandveiligheid vraagt continu om aandacht. Niet alleen om brand te voorkomen, maar om in geval van een calamiteit mensenlevens te redden. In de praktijk blijkt dat naast alle brandveiligheidsvoorzieningen in en aan de gebouwen (bouwkundig en installatietechnisch) de organisatorische brandveiligheid van levensbelang is. Organisatorische maatregelen omvatten meer dan een ontruimingsorganisatie (BHV). Het omvat o.a. het beheer en onderhoud van gebouw en installaties, gericht op gebruiksfuncties en per gebruiksfunctie de ontruimingsplannen. Ook een rookverbod op bepaalde locaties en het beperken van het gebruik van open vuur zoals kaarsen vallen onder organisatorische maatregelen. Organisatorische brandveiligheid is een substantieel onderdeel van de integrale brandveiligheid. Niet alleen het gebouw moet brandveilig zijn, maar ook organisatorische maatregelen moeten op orde zijn om brand te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken. Doordat de zorg te maken heeft met een grote variëteit aan bewoners en cliënten en de daarbij horende dienstverlening, is een ontruiming in de praktijk vaak gecompliceerd en tijdrovend. Bouwkundige en installatietechnische brandveiligheid kunnen in de zorg niet zonder organisatorische brandveiligheid. En juist daar is gezien de incidenten bij branden in het verleden in de zorg veel winst te behalen.
Zelfredzaamheid
De meeste bewoners/cliënten in zorginstellingen zijn, doordat ze minder- of niet zelfredzaam, zijn bij het ontvluchten van het gebouw afhankelijk van hulp. Denk aan slechtzienden, doven, mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, senioren en kinderen jonger dan 14 jaar. Het begrip zelfredzaamheid heeft in de zorg een hele andere betekenis dan in de brandveiligheid. Zelfredzaamheid in de brandveiligheid is een kernbegrip[1] die leidend is voor de te nemen maatregelen. Naast de opbouw van de brandcompartimenten en de overige aanwezige voorzieningen zegt het in hoeveel tijd de aanwezige personen tijdens een calamiteit geëvacueerd kunnen worden. Het bepaalt het vermogen of iemand zelfstandig een ruimte of een gebouw kan verlaten en welke vorm van hulp hierbij noodzakelijk is. Een van de aspecten van zelfredzaamheid is het vermogen om een situatie op ernst in te kunnen schatten. Voor de organisatorische brandveiligheid richting bewoners en cliënten is ’tijd’ het cruciale woord. Afhankelijk van de zorgindicatie is menselijk gedrag hierbij ook nog eens tijdbepalend en onvoorspelbaar, wat de onderstaande opname duidelijk toont:
[1] In het Bouwbesluit 2012 wordt er vanuit gegaan dat een zelfredzaam persoon in staat is om, op eerste aangeven, het gebouw zelfstandig te verlaten. Tijdens deze evacuatie kan een zelfredzaam persoon in 30 seconden 30 meter afleggen waarbij de adem wordt ingehouden. Ook zullen in geval van een brand de liften niet kunnen worden gebruikt bij de ontvluchting van het gebouw.
Maatwerk organisatorische brandveiligheid
Het is ronduit schokkend om te zien hoe passief de houding blijft van de bewoner van het zorgappartement. Gelukkig is dit een situatie overdag waardoor meneer direct vanuit zijn stoel meegenomen kan worden. Eenzelfde calamiteit kan zich ook voordoen in de nacht, waarbij bewoners of cliënten uit bed geholpen moeten worden. Hierbij bestaat het risico dat een brand zich sneller ontwikkelt dan de noodzakelijke evacuatietijd. Er bestaat niet één algemene oplossing om de brandveiligheid binnen een zorginstelling te garanderen. Maar wel een op maat gemaakt bedrijfsnoodplan dat, goed uitgewerkt, inzicht geeft in de aanwezige risico’s en de mogelijkheden van de aanwezigen en de BHV-organisatie. Brandveiligheid in de zorg is maatwerk en kan binnen hetzelfde gebouw per zorgfunctie verschillen. Kritische analyses met ‘what if…’ scenario’s, gericht per zorgfunctie, het aantal bewoners en het aantal BHV’ers, brengen risico’s in kaart en geven inzicht waar zich knelpunten bevinden. Hierbij kunnen vragen helpen als:
- Wat kunnen bewoners en cliënten in het geval van een calamiteit?
- Wat kunnen zorgverleners doen in een geval van een calamiteit?
- Welke technische voorzieningen zijn aanvullend nodig?
- Welke eisen stelt dit aan een gebouw waar cliënten en zorgverleners zich bevinden?
In de praktijk is het bedrijfsnoodplan en de daaruit voorkomende BHV-organisatie een belangrijke schakel in het streven naar een brandveilige situatie. Een BHV-organisatie van een zorginstelling moet worden afgestemd op de lokale situatie en moet voldoende geoefend zijn, zeker wanneer er sprake is van onder begeleiding ontvluchten. Regelmatig oefenen in ontruimen in de praktijk geeft haarfijn weer hoe snel de gevolgen van een brand het vluchten onmogelijk maken of anders gezegd: hoe weinig tijd de BHV-organisatie heeft om bewoners en cliënten te evacueren. Een brand houdt geen rekening met je moeder die met bed en al verplaatst moet worden, nadat de nodige voorzieningen getroffen zijn om haar óók tijdens een ontruiming op het noodzakelijke apparatuur aangesloten te houden. Kortom, tijdens een calamiteit is tijd de bepalende factor in het wel of niet slagen in het tijdig ontruimen, voor zowel bewoners en cliënten, maar ook voor de zorgverleners zelf.
Table-top; oefenen!
Oefenen in de praktijk is de beste manier om je bewust te worden wat er bij een ontruiming komt kijken. Niet elke zorgsituatie leent zich om met regelmaat een ontruimingsoefening uit te voeren, denk aan kwetsbare patiënten op de IC’s, de OK’s, maar ook cliënten in bijvoorbeeld psychiatrische- en psychogeriatrische zorginstellingen. Toch is een doelmatig bedrijfsnoodplan en een geoefende BHV-organisatie van levensbelang. Table-top simulaties bieden hier een uitkomst.
Preventie is het belangrijkste in de inrichting van de brandveiligheid (het voorkomen van incidenten). Het beperken van de omvang van een incident middels bouwkundige- en installatietechnische maatregelen is de tweede stap, die opgevolgd wordt door het reageren op een incident (het bedrijfsnoodplan en de ontruiming). Vanaf fase 1, de melding, wordt aan de hand van een aantal scenario’s letterlijk op tafel een ontruiming gesimuleerd, uiteraard met de inachtneming van de Covid-veiligheidsmaatregelen. Het doel is om de medewerkers die belast zijn met de ontruiming bewust te maken van het bedrijfsnoodplan, de opbouw van het gebouw en de daarin aanwezige brandveiligheidsvoorzieningen. Een table-top simulatie fungeert als basis voor je risico-inventarisatie. Het vervangt nooit volledig een real life oefening, maar is een waardevol hulpmiddel om als organisatie inzicht te krijgen in de efficiency de aanwezige noodplannen. Doordat er gebruik gemaakt wordt van een virtuele klok kunnen er in relatief korte tijd (korter dan een werkelijke ontruiming) veel scenario’s worden geanalyseerd. Een evaluatie sluit een table-top oefening af; is de beschikbare tijd deskundig ingezet en zijn alle aanwezigen in veiligheid? Is er tijdens de ontruiming goed gehandeld door bijvoorbeeld het sluiten van deuren om de brandscheidingen in tact te houden? Het regelmatig oefenen van ontruimingssituaties met telkens andere scenario’s geeft de BHV-organisatie inzicht in de effectiviteit en doelmatigheid van het bedrijfsnoodplan. Het vergroten van de overlevingskansen begint aan tafel!
Wilt u meer weten over dit onderwerp en de mogelijkheden? Neem vrijblijvend contact op met Peter Paul Luiken, senior projectleider bij Munnik Brandadvies, tel 0598-39 59 79 of info@munnikbrandadvies.nl